Helder Nederlands

logo Helder NederlandsHieronder vind je de woordenlijst Helder Nederlands. Het is een lijst met vervelende woorden (ambtelijk, blabla, onnodig jargon, ouderwets, te moeilijk). Bij elk woord in ambtelijke taal wordt minstens één alternatief in begrijpelijke taal geboden.

Deze lijst is met toestemming gebaseerd op de Helder Haags woordenlijst van de gemeente Den Haag. De gemeente stelt de lijst zelf niet meer digitaal beschikbaar.

Iedereen is nu van harte uitgenodigd om de lijst te helpen aanvullen of verbeteren. Mail je suggesties naar info@kankan.nl.

Je mag de lijst kopiëren, printen, wat je maar wil. Zo lang je er maar géén geld voor vraagt en verwijst naar deze website én naar het project Helder Haags van de gemeente Den Haag. Vragen kun je stellen via info@kankan.nl.

Je kunt deze pagina ook bereiken via het webadres www.heldernederlands.nl.

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Tip: je kunt in deze lijst zoeken met CTRL F

A

aan de hand van 1. met; 2. door
a posterio 1. achteraf (zie ook a priori)
a priori 1. vooraf (zie ook a posterio)
aandachtig 1. goed
aangaande 1. over
aangezien 1. omdat
aanmerkelijk 1. groot; 2. belangrijk; 3. vrij sterk
aanstonds 1.bijna, gauw
aansturen 1. leiding geven; 2. sturen
aantrekken (personeel) 1. in dienst nemen
aantreffen 1. vinden
aanvang 1. begin; 2. start
aanvankelijk 1. eerst; 2. eerder
aanvliegen 1. benaderen; 2. aanpakken
aanwenden (voor) 1. gebruiken (voor)
abusievelijk 1. per ongeluk; 2. door een vergissing
accentverleggingen 1. op andere dingen letten; 2. nadruk leggen op; 3. stoppen
acceptatie 1. goedkeuring
accommodatie 1. gebouw; 2. locatie
accorderen 1. instemmen met 2. goedkeuren
achten 1. vinden; 2. van mening zijn
activiteiten voortzetten 1. doorgaan
actualiseren 1. aanpassen; 2. moderniseren 3. bijwerken
acuut 1. direct; 2. onmiddellijk
ad 1. van; 2. tegen een bedrag van
ad hoc 1. direct; 2. plaatselijk; 3. tijdelijk
additioneel 1. toegevoegd; 2. extra
adequate 1. passend; 2. juist
adhesie (betuigen) 1. instemmen; 2. steunen
adstrueren 1. verduidelijken; 2. toelichten; 3. bewijzen
affirmatief 1. bevestigend
afgezien van 1. behalve
afronden 1. afmaken; 2. beëindigen
aftikken 1. controleren; 2. beëindigen
afvloeiing 1. vermindering 2. ontslag
al dan niet 1. of; 2. wel of niet
aldaar 1. daar; 2. op die plaats
aldus 1. zo; 2. op die manier
alloceren 1. toewijzen
alom 1. overal
als gevolg van 1. door(dat)
als ware 1. als; 2. alsof
als zodanig 1. zo
alsdan 1. dan; 2. alleen dan 3. op dat moment
alsmede 1. ook; 2. en
alvorens 1. voordat
ambivalent 1. dubbel; 2. twijfel
amendement 1. wijziging in officiële (wet)tekst
amotie 1. sloop
amoveren 1. slopen
ampel 1. uitgebreid
analoog aan 1. (net) zoals; 2. vergelijkbaar met
anciënniteit 1. rangorde (op basis van leeftijd); 2. plaats op wachtlijst (hoger of lager)
andermaal 1. opnieuw; 2. weer
anderszins 1.anders
anderzijds 1. aan de andere kant
annonce 1. aankondiging
anticiperen 1. verwachten 2. vooruitlopen op
appellant 1. partij die in hoger beroep gaat; 2. protesterende
appelleren 1. in hoger beroep gaan; 2. protesteren
appelleren aan 1. een beroep doen op; 2. aanspreken
attenderen op 1. wijzen op
autonoom 1. zelfstandig; 2. onafhankelijk
[top]

B

behelzen 1. gaat over; 2. bevatten; 3. inhouden
behoefte bestaat aan (..) 1. (..) is nodig; 2. (..) is gevraagd
behoeven 1. nodig zijn; 2. willen
behoudens 1. uitgezonderd; 2. behalve
belanghebbende 1. betrokken persoon; 2. betrokkene
beleidsimpuls 1. goed plan; 2. extra aandacht geven
beleidsintensiveringen 1. meer geld (uit)geven aan
benchmarking 1. (prestaties) vergelijken
benevens 1. en; 2. ook
beogen 1.bedoelen
berichten 1. laten weten
bescheiden 1. papieren; 2. documenten
beslag krijgen 1. gebeuren
bestendigen 1. voortzetten; 2. vasthouden
bestrijken 1. (deze stukken) gaan over
betreffende 1. over; 2. onderwerp
betreft 1. over; 2. onderwerp
betrekking hebben op 1. (deze stukken) gaan over
betuigen 1. verklaren
bewerkstelligen 1. zorgen voor; 2. doen 3. voor elkaar krijgen (tot stand brengen)
bezigen 1. doen; 2. aan iets werken 3. gebruiken
bezoldigd 1. betaald
bij brief 1. schriftelijk; 2. met de brief van (..)
bij wijze van 1. als; 2. op die manier
bijdrage leveren 1. meewerken; 2. betalen
bijgevoegd 1. meegestuurd
bijgevolg 1. dus; 2. daarom
bilateraal 1. van twee kanten
binnen het raam van onze voorwaarden 1. binnen onze werkwijze; 2. wij eisen
black spot 1. onveilige verkeersplek
blijkens 1. volgens
bovenbedoelde 1. deze. dit
bovengenoemde 1. deze, dit
bovenvermelde 1. deze, dit
bovenstaand 1. deze, dit; 2. wat hierboven staat
branding 1. reclame (maken)
[top]

C

capaciteit 1. vermogen
casu quo (c.q.) 1. en; 2. of
categorie 1. soort; 2. rubriek
cie. 1. commissie
citymarketing 1. stadspromotie
clausule 1. bepaling; 2. voorbehoud
clusteren 1. samenvoegen
compatibel 1. uitwisselbaar; 2. verenigbaar
compensatie 1. vergoeding; 2. schade goed maken
completeren 1. aanvullen; 2. vol maken
complex 1. moeilijk; 2. ingewikkeld; 3. gebouw
concept 1. ontwerp; 2. schets
concipiëren 1. ontwerpen; 2. schetsen 3. bedenken
concreet 1. praktisch; 2. duidelijk 3. echt
configuratie 1. samenstelling
conflicteren 1.botsen, strijdig zijn met 2. niet samengaan met
conflictsituatie 1. ruzie; 2. conflict
conform 1. volgens; 2. klopt met
consensus 1. overeenstemming
consistent 1. logisch; 2. samenhangend,
consolidatie 1. samenvoegen
consolideren 1. vastleggen
constateren 1. zien; 2. vaststellen
constellatie 1. samenstelling; 2. stand van zaken
constructief 1. opbouwend; 2. bruikbaar; 3. nuttig
consultatief 1. advies vragend
consulteren 1. raad vragen; 2. hulp zoeken
convenant 1. overeenkomst; 2. afspraak met (..)
courant 1. gangbaar; 2. gebruikelijk
creëren 1. maken
criterium 1. norm; 2. richtlijn; 3. vereiste
cruciaal 1. noodzakelijk; 2. belangrijk
cumulatief 1. toenemend; 2. oplopend 3. bij elkaar opgeteld
curieus 1. vreemd; 2. merkwaardig
[top]

D

daar 1. omdat
daarenboven 1. behalve dat; 2. bovendien
dagtekening 1. datum (van brief)
dan wel 1. of
danig 1. nogal; 2. zeer 3. behoorlijk in de war
de dato (d.d.) 1. van (datum)
de facto 1. in feite
de handen ineen slaan 1. samenwerken
de mening zijn toegedaan 1. vinden
decentraal 1. niet centraal; 2. lokaal 3. verspreid
deductief 1. afgeleid
delegeren 1. laten doen; 2. machtigen 3. taak overdragen
deregulering 1. regels afschaffen; 2. versimpelen
derhalve 1. dus; 2. daarom
derogatie 1. vertraging; 2. uitstel
derven, derving 1. mislopen; 2. verlies
desalniettemin 1. toch; 2. maar
desbetreffend 1. over; 2. onderwerp
desbetreffend onderwerp 1. dit
desgevraagd 1.toen we ernaar vroegen
desideratum, desiderata 1. wens(en)
desondanks 1. toch
destijds 1. toen
deswege 1. daarom
dezerzijds 1. ik; 2. wij
dictum, dicta 1. beslissing(en)
dienaangaande 1. daarover
dienen 1. moet; 2. hoort
dienovereenkomstig 1. (net) zo
dientengevolge 1. daardoor
discontinu 1. onderbroken
discrepantie 1. afwijking; 2. niet logisch 3. verschil
diskwalificatie 1. afkeuring
diversiteit 1. verschillend; 2. keuze
doch 1. maar
doen toekomen 1. sturen
dogmatisch 1. streng; 2. rechtlijnig
door middel van 1. door; 2. met
doorontwikkelen 1. verder ontwikkelen
doorpakken 1. doorgaan
draagvlak 1. steun
dusdanig 1. zo
[top]

E

echter 1. maar
edoch 1. maar; 2. toch
educatief 1. leerzaam
een en ander (e.e.a.) 1. deze; 2. dit alles
eerder genoemde 1. deze, dit
eerst (dan) 1. pas (dan)
effectueren 1. uitvoeren; 2. doen
elders 1. ergens anders
eliminering 1. verwijderen; 2. uitschakelen
enerzijds 1. aan de ene kant
enige 1. een paar; 2. enkele
enkel 1. alleen
entameren 1. beginnen aan; 2. aansnijden
epistel 1. brief
equivalent 1. gelijk(waardig)
ergo 1. dus
essentieel 1. onmisbaar; 2. noodzakelijk
evaluatie 1. bespreking; 2. beoordeling
evalueren 1. beoordelen 2. nabespreken
eveneens 1. ook
evenmin 1.ook niet
evenwel 1.ook
evenzeer 1.ook
evenzo 1. ook
evident 1. duidelijk
excerperen 1. een samenvatting maken
excessief 1.extreem 2. buitensporig 3. overdreven
exorbitant 1. overdreven
expireren 1. verlopen; 2. vervallen
explicatie 1. uitleg
exploitatie 1. gebruik
[top]

F

fasegewijs 1. in delen; 2. in stappen
feitelijk 1. kan meestal weggelaten worden, anders: werkelijk/eigenlijk
fiatteren 1. bekrachtigen 2. goedkeuren
fluctueren 1.schommelen
fungeren 1. dienst doen als; 2. optreden
[top]

G

gaarne 1. graag
garant staan voor 1. garanderen; 2. beloven
geaccordeerd 1. goedgekeurd
geagendeerd 1. staat op de agenda
gecoördineerd 1. afgestemd
gedurende 1. tijdens
gedurende de tijd dat 1. terwijl
geenszins 1. niet; 2. geen 3. helemaal niet
gefaseerd 1. in delen; 2. in stappen
geïntegreerde aanpak 1. in één keer; 2. algemene aanpak
geïnvolveerd 1. betrokken
gelet op 1. omdat; 2. met het oog op
gelieve te (werkwoord) 1. vervang door werkwoord
gelijktijdig 1. tegelijk
gemeentelijke verordening 1. (document met) regels van de gemeente
gemeenzaam 1. informeel; 2. alledaags
genoegzaam 1. voldoende; 2. algemeen; 3. tevreden
geschieden 1. gebeuren; 2. vervang door werkwoord
geschil 1. ruzie; 2. conflict
gestructureerd 1. systematisch
gewag maken van 1. melden; 2. bekend maken
gezien het bovenstaande 1. daarom; 2. met het oog op
gezien het feit dat 1. omdat
grenzend aan 1. naast
gronden 1. redenen
grootstedelijk 1. in of van de grote steden
[top]

H

hangende het besluit 1. zolang nog niets is besloten
heden 1. vandaag; 2. nu
heroriëntatie 1. opnieuw bekijken
het besluit nemen 1. besluiten; 2. beslissen
het is geboden 1. het moet
het kan niet worden tegengesproken dat 1. het is zo; 2. het is waar
het ligt geenzins in de bedoeling dat u 1. u hoeft niet; 2. ik bedoel niet
het moge duidelijk zijn 1. het is duidelijk; 2. u weet dat..
het valt te 1. het kan; 2. we kunnen
het ware te (..) 1. dat (..) is
hetgeen 1. dat wat; 2. wat
hetwelk 1. dat; 2. wat
hiërarchie 1. rangorde
hieromtrent 1. hierover
hieronder ressorteren 1. hieronder vallen
hoewel 1. (maar) toch
hoofdlijnen 1. de belangrijkste punten
hoogachtend 1. met vriendelijke groet (alleen niet bij een juridisch conflict)
horizontaal werkverband 1. samenwerken op één niveau
hotspot 1. onveilige plek (Den Haag, Rotterdam); 2. leuke plek (Amsterdam, reisgidsen); 3. plek met draadloos internet
houdende 1. met
[top]

I

implementatie 1. uitvoering; 2. invoering
implementeren 1. invoeren; 2. toepassen
impliceren 1. betekenen; 2. inhouden
in aanmerking nemen 1. rekening houden met
in beginsel 1. in principe
in casu 1. in het geval dat
in concreto 1. dus; 2. feitelijk
in de nabije toekomst 1. binnenkort; 2. snel
in de nabijheid van 1. vlakbij; 2. in de buurt van
in de omstandigheid verkeren 1. zijn; 2. hebben
in de sfeer van 1. bij
in de week leggen 1. voorbereiden; 2. alvast beginnen
in dier voege 1. zo; 2. op die manier
in duplo 1.in tweevoud
in gemeen overleg 1. samen; 2. in overleg met
in geval van 1.bij; 2. als
in goede orde 1. goed
in het kader van 1. binnen; 2. om
in het licht van 1. (noem het doel) 2. omdat
in het merendeel van de gevallen 1. meestal; 2. bijna altijd
in mindere mate 1. minder
in overweging nemen 1. nadenken over
in situ 1. ter plekke; 2. meteen
in verband met 1. door; 2. omdat
in werking stellen 1. beginnen; 2. starten
in werking treden (van ..) 1. (..) geldt vanaf; 2. beginnen
incident 1. gebeurtenis
incourant 1. ongewoon
indicatie 1.idee, aanwijzing
indien 1. als
inflatie 1. waardevermindering (van geld)
ingeval van 1. bij; 2. als
ingevolge 1. als gevolg van
inhoudelijk 1. over de inhoud
initiatief 1. plan; 2. idee
innovatie 1. vernieuwing
institueren 1. instellen; 2. oprichten
institutionaliseren 1. vastleggen; 2. invoeren
integraal 1. volledig; 2. helemaal
integreren 1. inpassen; 2. aanpassen; 3. bij elkaar brengen
interpretatie 1. mening; 2. opvatting
interventie 1. tussenkomst; 2. stoppen
inventarisatie 1. nagaan; 2. kijken hoeveel er is
inzake 1. over; 2. rond
item 1. onderwerp; 2. punt
[top]

J

jegens 1. over; 2. tegenover
jongstleden (jl.) 1. datum; 2. onlangs
juncto 1. in verband met
[top]

K

kennisnemen van 1. horen; 2. lezen
kerntaak 1. de belangrijkste taak
krachtens (de wet) 1. volgens (de wet) 2. op grond van
kwalificatie 1. beoordeling
kwestieus 1. twijfelachtig
[top]

L

laatst(elijk) 1. pas; 2 op (datum)
landen 1. begrepen worden; 2. geaccepteerd
larderen met 1. voorzien van
Lectori Salutem (L.S.) 1. Geachte; 2. Beste,
leges 1. geld; 2. kosten
licentie 1. vergunning
lijntjes leggen 1. contacten leggen; 2. verbinden met
litigieus 1. betwist; 2. twijfelachtig
locatie 1. plaats; 2. gebouw
[top]

M

mandaat 1. toestemming
manifest worden 1. duidelijk worden
marginaal 1. beperkt, minimaal
mede 1. ook
mededelen 1. vertellen; 2. schrijven; 3. meedelen
medio 1. halverwege (de maand); 2. half
meenemen 1. onthouden; 2. erbij betrekken
menens 1. serieus
menigeen 1. veel mensen; 2. velen
merendeels 1. de meeste; 2. vooral
met als resultaat dat 1. zodat
met behulp van 1. met; 2. door
met betrekking tot 1. over
met de bedoeling dat 1. om; 2. daarom
met het oog op 1. om; 2. daarom
met het resultaat dat 1. zodat
methode 1. werkwijze
met ingang van 1. vanaf, om
met name 1. vooral
met referte aan 1. (ik) verwijs naar
met terzijde laten van 1. zonder
middelen 1. geld
middels 1. door; 2 met
mijn inziens (m.i.) 1. ik vind
mijne heren 1. geachte dames en heren
mits 1. op voorwaarde dat 2. maar alleen als (zie ook tenzij)
momenteel 1. nu
monitoren 1. bekijken; 2. bestuderen; 3. volgen 4. in de gaten houden
motie 1. (politiek) voorstel
motie van wantrouwen 1. vragen om vertrek van
motiveren 1. aanmoedigen; 2. redenen geven
mutaties 1. wijzigingen
[top]

N

naar aanleiding van 1. na; 2. omdat
naar behoren 1. goed
naar (de mensen / de partijen) toe 1. voor (de mensen / de partijen)
naar voren brengen 1. zeggen, vertellen, laten weten
nader(e) 1. verder(e)
nadien 1.daarna, later
navolgende 1.de volgende, hieronder/hierna
neveneffect 1. onverwacht effect; 2. gevolg
nevenvermelde 1. deze, dit; 2. hiernaast beschreven
niettemin 1. toch
nimmer 1.
nooit nochtans 1. toch; 2. nu
noodzakelijk 1. nodig
nopen 1. dwingen
nopens 1. over; 2. onderwerp
[top]

O

officieus 1. niet officieel
of, en zo ja op welke wijze 1. of, en hoe
ofschoon 1. toch
om deze redenen 1. daarom
om niet 1. gratis
om te komen tot 1. om
ombuiging 1. meer of minder geld; 2. bezuiniging
omtrent 1. over
omvangrijk 1. groot
onbezoldigd 1. niet betaald
ondanks het feit dat 1. (maar) toch
onder curatele stellen 1. laten controleren; 2. toezicht opleggen
onder invloed van 1. door
onder referte aan 1. zoals in (verwijzing)
onder verwijzing naar 1. over
ondergetekende 1. ik; 2. bij mij
onderhavige 1. deze, dit
onderscheidenlijk 1. duidelijk
onderwerpelijk 1. deze, dit
onderwijl 1. intussen
ongeacht 1. of nu wel of niet
ongenoegen 1. klacht; 2. boosheid
onjuist 1. verkeerd; 2. fout
onlangs 1. pas; 2. op (datum)
ontplooien 1. ontwikkelen
onverlet (dat laat) 1. dat betekent niet; 2. dat doet niets af aan het feit dat
onverwijld 1. onmiddellijk; 2. strikt
onzes inziens (o.i.) 1. wij vinden
oogmerk 1. doel
oorzaak ligt in het feit 1. dit komt door
op een prettige wijze 1. goede (..)
op grond van (het voorgaande) 1. daarom
op het gebied van 1. op; 2. over; 3. voor
op het huidige moment 1. nu
op voorhand 1. eerst; 2. vooraf
op welke wijze 1. hoe
opdat 1. om te
opstarten 1. beginnen
opteren 1. (mogelijk) kiezen
optimaal 1. zo goed mogelijk
optimaliseren 1. verbeteren
overhead 1. bijkomende kosten
overeenkomstig 1.volgens
[top]

P

panel 1. (onderzoeks)groep
paraaf, paraferen 1. handtekening (zetten)
participeren 1. meedoen; 2. deelnemen
partieel 1. gedeeltelijk
peildatum 1. vanaf (datum); 2. sinds (datum)
per omgaande 1. meteen; 2. direct
piketpaaltjes (slaan) 1. grenzen (leggen); 2. richtlijnen maken
pilot 1. proefproject
portefeuille 1. portemonnee; 2. taken; 3. beleidsterrein
pogen 1.proberen
prealabel 1. voorafgaand
precedent(werking) 1. voorbeeld (geven)
preliminair 1. voorafgaand
prevaleren 1. kiezen; 2. voor laten gaan
preventief 1. om (..) te voorkomen
preventieve maatregelen 1. acties om (..) te voorkomen
primair 1. belangrijkste; 2. eerste
principe 1. keuze; 2. uitgangspunt
prioriteit 1. voorrang
prioriteitsstelling 1. volgorde van belangrijkheid
proactief 1. actief; 2. voorkomen; 3. tegen cholesterol
procedure 1. werkwijze
procedureel 1. afgesproken manier van werken
profileren 1. kenbaar maken; 2. onderscheiden
prognose 1. voorspelling
prolongatie 1. verlenging
prominent 1. belangrijk
[top]

Q

qua 1. over; 2. rond
quod non 1. wat niet waar is
quote 1. citaat
[top]

R

randvoorwaarden 1. eisen; 2. voorwaarden
rationeel 1. verstandig; 2. redelijk
reactief 1. afwachten; 2. te laat; 3. achter de feiten aan
realiseren 1. bereiken
recentelijk 1. pas; 2 kort geleden
reces 1. vakantie(periode)
reden daartoe 1. om(dat)
reductie 1. vermindering; 2. korting
reeds 1. al
referentie 1. verwijzing
refereren 1. verwijzen
reflecteren 1. reageren
regarderen 1. aangaan
relationeel 1. in relatie tot; 2. binnen
relevant 1. belangrijk
repliceren 1. antwoorden
respectievelijk 1. en; 2. of
respons 1. antwoord
restricties 1. beperkingen; 2. grenzen
resulteren in 1. leiden tot
resumé 1. samenvatting
resumerend 1. samenvattend
restitutie 1.teruggave
retourneren 1. terugsturen
retributie 1. teruggave; 2. ‘u krijgt (..) euro terug’
ruchtbaarheid geven aan 1. aandacht geven; 2. bekend maken
[top]

S

sanctie(s) 1. maatregel(en)
sanctioneren 1. goed- of afkeuren
schrijven 1.brief
sedert 1. sinds; 2. vanaf
separaat 1. apart
seponeren 1. niet vervolgen; 2. laten liggen
shared services 1. centralisatie
significant 1. opvallend; 2. statistisch verantwoord
slechts 1. alleen
specifiek 1. vooral; 2. in het bijzonder
spin-off 1. gevolg
stagnatie 1. vertraging
stakeholder(s) 1. betrokken(en); 2. betrokken partij(en) 3. belanghebbende
strategie 1. plan; 2. aanpak
stringent 1. strikt; 2. streng
structureel 1. jaarlijks; 2. belangrijk; 3. voortdurend
subsidiaal 1. kan subsidie krijgen
substantiële 1. flinke; 2. belangrijke
summier 1. kort; 2. beperkt
suppletoir 1. aanvullend
[top]

T

tal van 1. veel
target(s) 2. doel(en)
taskforce 1. werkgroep; 2. projectgroep
te allen tijde 1. altijd
tegen de achtergrond van 1. omdat
te ’s-Gravenhage 1. in Den Haag
te uwent 1. bij u
te zijner tijd 1. later; 2. dan; 3. (n)ooit
ten aanzien van 1. over
ten behoeve van 1. om, voor
ten dele 1. gedeeltelijk
ten detrimente van 1. op kosten van
ten gevolge van 1. door
ten grondslag liggen aan 1. reden (is)
ten gunste van 1.voor
ten opzichte van 1. in
ten tijde van 1. toen, tijdens
ten uitvoer brengen 1. (laten) uitvoeren
ten vervolge op 1. na
teneinde 1. om
tenzij 1. behalve als 2. maar niet als (zie ook mits)
ter adstructie 1. als toelichting, onderbouwing
ter bereiking hiervan 1. om dit te bereiken
ter hand nemen 1. beginnen
ter gelegenheid van 1. bij
ter realisering van dit oogmerk 1. om (..) te bereiken
ter zake (van) 1. over
terdege 1. uiteraard; 2. wel; 3. nauwkeurig
terstond 1.meteen 2. straks
terugkoppelen 1. doorgeven wat gebeurd of besproken is; 2. informeren
terugmelden 1. melden
tevens 1. ook
tezamen 1. samen
thans 1. nu
tijdpad 1. planning
tijdsbestek 1. tijd; 2. periode
topic 1. onderwerp
tot beschikking hebben 1. hebben; 2. bezitten
tot taak hebben 1. moeten
trachten 1. proberen
transparant 1. open; 2. doorzichtig; 3. te controleren
[top]

U

u gelieve 1. wij vragen u
uit het oogpunt van 1. omdat
uit hoofde van 1. namens; 2. door
uiteenzetten (van plannen) 1. bekend maken
uiting geven aan 1. uiten; 2. zeggen
uitkristalliseren 1. duidelijk worden
uitstralingseffect 1. gevolg
uitvoerende 1. naam (van partij die het werk doet)
uitzetten (van acties) 1. (laten) doen
ultimo 1. uiterlijk
universeel 1. algemeen
urgent 1. dringend; 2. heeft haast
urgentie 1. noodzakelijk; 2. haast
uwerzijds 1. (van) u
[top]

V

vacant 1. vrij
vacaturehoudend 1. (de plek) waar een vacature bestaat
van de zijde van 1. door; 2. van
van mening zijn 1. vinden
van oordeel zijn 1. vinden
van plan zijn 1. willen
van start gaan 1. beginnen
vanwege 1. omdat
veelal 1. vaak
veelvuldig 1. vaak
verantwoordelijkheid 1. taak/plicht/zorg/schuld
verbeterpunten 1. verbeteringen; 2. (oude) fouten
vergewissen 1.onderzoeken
verkiezen boven 1. kiezen voor
vermogen 1. kunnen; 2. bezit
vernemen 1. horen
verordening 1. (document met) regels
verstreken periode 1. afgelopen tijd
vertaalslag 1. uitwerking (voor)
vertrouwen opzeggen 1. wegsturen; 2. ontslaan
verwerven 1. kopen; 2. krijgen
verzoeken 1.vragen
verzuimen 1. niet doen
vigerend 1. geldend
vigeren 1. gelden
volgaarne 1. graag
vooraleer 1. voordat
vooralsnog 1. voorlopig
voorhanden (zijn) 1. beschikbaar (zijn)
voorshands 1. voorlopig
voorheen 1. eerder
voor het geval dat 1. als
voormelde 1. deze, dit
voornemens (zijn) 1. willen 2, van plan zijn
voorts 1. en; 2. ook; 3. verder
voornoemde 1. deze, dit
voorwaarden scheppen 1. mogelijk maken
vorderen 1. eisen
vorenbedoelde 1. deze, dit
vorengenoemde 1. deze
vorenomschreven 1. deze, dit
vorenstaande 1. deze, dit
vraagpunt 1. vraag
vrezen 1.bang zijn voor
vrijwel 1. bijna
[top]

W

waarnemen 1. zien
waaromtrent 1. waarover
watergang 1. sloot; 2. gracht
we wensen 1. we willen
we zijn niet in de gelegenheid 1. we kunnen niet
we zijn ons er ten volle van bewust 1. we weten
wederom 1. (al)weer
wederopzegging 1 (tot) u/je opzegt
wellicht 1. misschien
welke 1. die
werkbaar 1. praktisch
werkzaam zijn 1. werken
weshalve 1. daarom
wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd 1. heeft u nog vragen, bel dan gerust met (contactpersoon, nummer)
wijlen 1. overleden
willens en wetens 1. bewust; 2. toch
woonachtig zijn 1. wonen
woonvoorziening 1. woning
[top]

X

Y

Z

zelfredzaamheid 1. zich kunnen redden
zero-tolerance 1. streng; 2. geen-pardon
zich beraden 1. nadenken over
zich verstaan met 1. spreken met; 2. vergeleken met
zijde 1.kant
zodanig 1. zo
zodoende 1. zo
zonder uitzondering 1. altijd
zorg dragen (voor) 1. (ervoor) zorgen
zulks 1. dit
zulks impliceert derhalve 1. dit betekent
[top]